1

Didactische werkvormen: vijf basis werkvormen

Jo Vervaet
Didactische werkvormen bepalen mee of deelnemers actief leren, geboeid blijven en de inhoud écht verwerken. Als trainer wil je dan ook niet zomaar iets uitleggen of laten doen. Je wil een doelgericht leerproces op gang brengen dat een gedragsverandering teweegbrengt in het werkveld. In deze blog ontdek je wat didactische werkvormen zijn, hoe je ze bewust inzet en maak je kennis met vijf basisvormen die je flexibel kan toepassen in elke trainingscontext.

Wat zijn didactische werkvormen?

Een didactische werkvorm is een activiteit of een aanpak waarmee je als trainer de deelnemers ondersteunt om de doelstellingen van de training te bereiken. 

Je kiest bewust voor een bepaalde werkvorm op basis van je leerdoelen, de inhoud van de training en de beginsituatie van de groep. Hoe actiever de deelnemers zelf leren, hoe sterker de leerimpact.  Je kiest dus best voor didactische werkvormen die deelnemers activeren, in gang zetten.

Er bestaan honderden didactische werkvormen, van klassiek tot creatief. Maar alles begint met een goede beheersing van de basis. Onderstaande vijf vormen zijn onmisbaar in de toolbox van elke trainer.

1. Doceren

Wat is het?

Doceren is 'les geven'. Het is het presenteren van (delen van) de theorie. Een waardevolle werkvorm als je hem met mate gebruikt. Doceer niet langer dan twintig minuten aan één stuk anders verlies je de aandacht van je deelnemers (ter inspiratie: Breinleren: trainen in lijn met de werking van het brein). Ondersteun je uiteenzetting ook met tekst en beelden, dan beklijft de inhoud beter.

Wanneer gebruiken?

Gebruik deze werkvorm als je iets uitlegt dat deelnemers nog niet kennen of wanneer je overzicht en structuur wil bieden, bijvoorbeeld bij een complexe inhoud. Bij voorkeur wanneer de groep fris is, dus zeker niet na een zware lunch :-).

Hoe ga je te werk?

Bereid een duidelijke inleiding, kern en slot voor. Werk met visuals (slides of flipchart), hou het kort (max. 20 minuten) en gebruik concrete voorbeelden en anecdotes. Breng structuur in je verhaal en wissel af in tempo en toon.  Probeer verhalend te zijn (storytelling).

Tips & aandachtspunten

  • Wees enthousiast, maar ook to the point.
  • Let op de reacties in de groep en pas aan waar nodig.
  • Gebruik beeld, geluid en beweging om tegemoet te komen aan de verschillende leerstijlen.
  • Spreek de groep aan en check of je boodschap aankomt.

2. Onderwijsleergesprek

Wat is het?

Een gestructureerd vraag-antwoordgesprek waarbij jij als trainer via gerichte vragen de groep meeneemt in het onderwerp van de training.

Wanneer gebruiken?

Een onderwijsleergesprek kan gebruikt worden om zicht te krijgen op de voorkennis van de deelnemers.  Daarnaast leent het zich goed om cognitieve leerdoelen te behalen.  Deze didactische werkvorm heeft immers tot doel om alle deelnemers aan te zetten na te denken over het onderwerp.  Prikkelende vragen zorgen ook voor meer energie in de groep.

Hoe ga je te werk?

Strikt genomen spreken de deelnemers bij deze werkvorm met de trainer en niet met elkaar, anders spreken we van een discussie of groepsgesprek.  De trainer stelt vragen, speelt vragen door, geeft eventueel commentaar of aanvullende informatie of legt iets opnieuw uit.

De trainer gebruikt vooral feitelijke - , begrips- en toepassingsvragen (wat, waarom, hoe, ...).  De deelnemers kunnen ook vragen stellen aan de trainer.  Je kan er als trainer dan voor kiezen om die zelf te beantwoorden of terug te spelen naar de groep.

Voorbeelden van vragen bij een onderwijsleergesprek over 'groepsdynamica':

  • Wat betekent groepsdynamica? hoe zou je dat definiëren? (feitvraag)
  • Moet je als trainer altijd rekening houden met groepsdynamica? Waarom wel? Waarom niet? (begripsvraag)
  • Op welke momenten in je training moet je als trainer absoluut rekening houden met groepsdynamica? (toepassingsvraag) 

Tips & aandachtspunten

  • Bereid je vragen goed voor en stel open vragen.
  • Wees geduldig met stiltes.  Deelnemers hebben vaak even tijd nodig om na te denken.
  • Betrek iedereen, niet enkel de snelle denkers.  Verlies de groep niet uit het oog.
  • Stel één vraag tegelijk en zorg voor structuur zodat iedereen kan volgen waar de groep naartoe gaat (richting de doelstellingen).
  • Vermijd schoolmeestergedrag: hou het luchtig en uitnodigend, anders zou er weerstand kunnen komen van deelnemers.

3. Discussie of groepsgesprek

Wat is het?

Een groepsgesprek of discussie is een werkvorm waarin deelnemers onderling ideeën, ervaringen en standpunten uitwisselen. Ze reageren op elkaar, niet op de trainer.  Bij een discussie of groepsgesprek nodigen de deelnemers elkaar uit om na te denken over onderwerpen, meningen, ervaringen en standpunten.

Wanneer gebruiken?

Een groepsgesprek is een krachtige methodiek want de kennis en kunde van de ganse groep wordt hierbij ingezet.  Alle deelnemers worden uitgenodigd om actief mee te denken en hun inbreng te hebben in de discussie.  

Je kan deze werkvorm inzetten wanneer het onderwerp leeft bij de groep en er ruimte is voor reflectie en verschillende meningen over het thema. De deelnemers moeten het onderwerp wel voldoende beheersen en bereid en capabel zijn om met elkaar in gesprek te gaan. 

Hoe ga je te werk?

Start met een duidelijke vraag of stelling. Geef het gesprek aan de groep en hou je op de achtergrond. Jij begeleidt enkel het proces, je bent 'enkel' de gespreksleider en bepaalt dus niet de inhoud van de discussie. Je laat gebeuren wat gebeurt, tenzij het uit de hand dreigt te lopen.  Je probeert de discussie niet te leiden door samen te vatten of richting te geven in de inhoud van het groepsgesprek.

Tips & aandachtspunten

  • Laat los: je werkt niet naar één conclusie toe, het gaat over het inspireren van elkaar, het delen met elkaar.
  • Kom alleen tussen als het echt nodig is, bvb: iemand komt niet aan het woord, het gesprek valt stil of ze luisteren niet goed naar elkaar.
  • Noteer ideeën of inzichten op flipchart.
  • Geef aan het begin duidelijk het doel van het groepsgesprek mee en kom daar in de afronding op terug.

4. Rondje

Wat is het?

Een eenvoudige didactische werkvorm waarbij elke deelnemer kort aan het woord komt. Iedereen beantwoordt dezelfde vraag.  

Wanneer gebruiken?

Deze methodiek leent zich bij uitstek om iedereen (kort) aan bod te laten komen.  Uitstekend bij een start- of afrondingsmoment, maar het Rondje kan voor elke vraag en op elk moment ingezet worden. Ook handig om energie of betrokkenheid op te wekken of te 'meten'.  Kies bij grotere groepen (+ 10 deelnemers) voor een andere werkvorm of voor zeer korte antwoorden.

Hoe ga je te werk?

Formuleer een duidelijke vraag en geef een indicatie van de spreektijd. Begin ergens in de kring of de groep en laat het woord beurtelings doorgaan. Geef eventueel instructies zoals 'in 1 woord' of '1 zin'.  Het Rondje kan ook in 'popcorn style' in rijpere groepen, deelnemers kiezen dan zelf wanneer ze aan het woord komen.

Tips & aandachtspunten

  • Bewaak de tijd en hou het tempo strak.
  • Laat even bedenktijd bij een 'moeilijkere' vraag.
  • Laat ook de optie open om te 'passen', soms hebben deelnemers geen antwoord op de vraag.
  • Moedig deelnemers aan om de groep aan te spreken, niet alleen jou.
  • Kies bewust of je zelf als trainer meedoet aan het rondje of niet.
  • Het kan krachtig zijn om na een rondje samen te vatten wat er allemaal gezegd is.

5. Werken in subgroepen

Wat is het?

Een andere veel gebruikte didactische werkvorm is het werken in subgroepen.  Hier werken de deelnemers in kleine groepjes aan een opdracht of vraagstuk. Het is een welkome afwisseling, zowel voor trainer als voor de deelnemers en een uitstekende manier om leerinhoud te verwerken.  Het stimuleert het samen werken en samen leren in de groep.

Wanneer gebruiken?

Wanneer je wil dat deelnemers zelf nadenken, ervaringen uitwisselen en van elkaar leren is dit een heel geschikte didactische werkvorm.  Het werken in subgroepen maakt maximale betrokkenheid van alle deelnemers mogelijk.  Het stimuleert zelf denken, overleggen en het samen tot een uitkomst komen en heeft daardoor een positief effect op het leren én op de groepsdynamiek.  Geschikt voor de meeste groepen, op voorwaarde dat er respectvol kan samengewerkt worden.

Hoe ga je te werk?

Deze methodiek bestaat uit drie delen:

  1. het geven van de opdracht
  2. het werken in groepjes
  3. de plenaire terugkoppeling

Geef een duidelijke opdracht: waarom, waartoe, wat, welke output, de beschikbare tijd en eventueel de gebruikte werkvorm. Noteer de opdracht op flipchart of slide.  Check of de opdracht helder is, laat de groepjes niet starten met een vage opdracht. Kies bewust of je de indeling in subgroepen vrij laat of dat je zelf een indeling maakt. 

Laat daarna de groepjes werken, loop rond voor vragen en geef tijdig een seintje dat de afronding nadert. Plan daarna een plenaire terugkoppeling.  Denk op voorhand goed na welke terugkoppeling voor de hele groep zinvol is.  Die kan taakgericht zijn of enkel over het proces gaan.  Meestal is het zinvol om de groepen te vragen hun output op flipchart te noteren zodat de andere deelnemers kunnen meelezen tijdens het verslag geven.  Bij startende groepen kan het nodig zijn om bij de instructie te vermelden dat ze moeten afspreken wie verslaggever zal zijn.

Tips & aandachtspunten

  • Het geven van een duidelijke instructie is cruciaal.
  • Werken in subgroepen laat diversificatie toe, je kan ervoor kiezen om andere of aangepaste opdrachten te geven.
  • Let op de setting: zitten de groepjes voldoende ver van elkaar, is iedereen betrokken, kan er gemakkelijk genoteerd worden?
  • Handig is om aansluitend op het groepswerk een koffiepauze te voorzien.  Zo moeten deelnemers niet zitten wachten op elkaar als ze klaar zijn en kan de plenaire sessie na de pauze starten. 

Een didactische werkvorm kies je niet zomaar

Een didactische werkvormen kies je niet zomaar, maar op basis van de leerdoelen die je als trainer met je groep wil bereiken. Je werkvormen zijn geen doel op zich, maar een middel dat ervoor moet zorgen dat elke deelnemer de leerdoelen bereikt. 

In het didactisch model van Leon van Gelder zien we dat alle didactische keuzes met elkaar samenhangen: je leerdoelen, de beginsituatie van je deelnemers, de leerinhoud, de didactische werkvormen, de leeromgeving en zelfs je evaluatievormen beïnvloeden elkaar onderling. 

Over de keuze van het niveau van je doelstelling en het formuleren van leerdoelen kan je deze blog nalezen: De taxonomie van Bloom.  Trainingen aan volwassenen in organisaties hebben vaak een gedragsverandering in het werkveld tot doel, waarbij het geleerde dus getransfereerd wordt naar de praktijk.   

Over het evalueren van je training en nakijken of de doelstellingen bereikt zijn, kan je hier inspiratie halen: Het Kirkpatrick model: evaluatie van training.  

Pas je didactische werkvormen aan aan het tempo, de beginsituatie en de leerstijlen van de deelnemers.  Varieer vaak in werkvormen om elke deelnemer betrokken en gemotiveerd te houden én ook om tegemoet te komen aan de verschillende leerstijlen.  Kies voor activerende werkvormen!

In het draaiboek van de training worden al deze didactische componenten dan gestructureerd beschreven zodat het draaiboek een houvast is tijdens de training.  Voor het opmaken van je draaiboek, lees ook: Handige checklist bij het voorbereiden van een training.

Tips bij het goed starten van een opleiding vind je in deze blog: Een training goed starten.  In deze blog vind je ook enkele creatieve werkvormen voor het voorstellingsrondje van jezelf en de deelnemers.

Kortom: het kiezen van passende didactische werkvormen vraagt vakmanschap. Ze zijn geen losstaande methodieken, maar schakels in een groter didactisch geheel.

Opleidingen waarin je leert werken met didactische werkvormen

Wil je zelf sterker worden in het kiezen en faciliteren van didactische werkvormen? Wil je variatie brengen in je trainingen, afwisseling creëren in leerritme en je deelnemers écht activeren? Dan zijn deze opleidingen bij HRD Academy bijzonder waardevol: