Fase 0 – Uitwerken van de intervisievraag
In deze eerste stap werkt de inbrenger zijn of haar vraag uit, bij voorkeur voorafgaand aan de sessie. De intervisievraag is actueel, concreet en in de ik-vorm geschreven. Door het vooraf op papier te zetten, worden hoofdzaken van bijzaken gescheiden en komt de inbrenger tot de kern van zijn vraag. Er kunnen meerdere intervisievragen en inbrengers zijn.
- Inbrenger bereidt de intervisievraag voor, zorgt voor duidelijkheid en concreetheid.
- Facilitator checkt vooraf of de leervraag voldoet aan de criteria (actueel, concreet, ik-vorm).
- Overige deelnemers lezen de case met open blik en zonder oordeel.
Fase 1 – Accountability en nieuwe leervragen
De sessie start met een korte terugblik op de vorige bijeenkomst. Deelnemers vertellen welke acties ze hebben ondernomen naar aanleiding van eerdere adviezen. Daarna wordt bekeken welke leervragen er nu op tafel liggen en kiest de groep welke case behandeld wordt.
- Facilitator leidt de terugblik, stimuleert kort en concreet delen, bewaakt de tijd.
- Alle deelnemers delen kort hun opvolging van vorige adviezen, kiezen een intervisievraag om die sessie aan te werken.
- Inbrengers presenteren hun casus kort, zonder te veel details.
Fase 2 – Analyse van de leervraag
In deze fase gaan de deelnemers met verdiepende vragen op zoek naar de kern van de vraag. Ze luisteren, vatten samen en vragen door zodat duidelijk wordt wat er werkelijk speelt achter de situatie die is ingebracht.
- Facilitator bewaakt dat vragen open, kort en niet-oordelend zijn.
- Deelnemers stellen verdiepende vragen, luisteren actief en vatten samen.
- Inbrenger antwoordt eerlijk en reflectief, geeft alleen relevante informatie.
Fase 3 – Reflectie
Hier wordt onderzocht welke rol de omgeving speelt en welke handelstijl de inbrenger zelf hanteert. Het gaat om het herkennen van patronen en invloeden van buitenaf die mogelijk bijdragen aan het probleem.
- Facilitator begeleidt het groepsgesprek zodat het bij de kern blijft.
- Deelnemers benoemen observaties en patronen zonder oordeel.
- Inbrenger reflecteert op eigen gedrag en de invloed van de omgeving.
Fase 4 – Adviezen
De deelnemers formuleren mogelijke oplossingen of alternatieve aanpakken. Soms herformuleren ze de oorspronkelijke vraag zodat die beter aansluit bij het daadwerkelijke probleem.
- Facilitator stimuleert dat adviezen kort, concreet en uitvoerbaar zijn.
- Deelnemers geven suggesties, geven advies, benoemen ook mogelijke valkuilen.
- Inbrenger luistert zonder in discussie te gaan, noteert wat hem of haar aanspreekt.
Fase 5 – Actieplan
In deze fase kiest de inbrenger uit de ontvangen adviezen wat het meest relevant en haalbaar is. Op basis daarvan maakt hij of zij een concreet actieplan met duidelijke stappen en een termijn om deze uit te voeren.
- Facilitator bewaakt de tijd en helpt om het actieplan concreet en realistisch te formuleren.
- Inbrenger kiest de acties die hem of haar aanspreken, formuleert deze zo concreet mogelijk en koppelt er een termijn aan.
- Deelnemers denken mee over praktische haalbaarheid en geven waar nodig aanvullende suggesties.
Fase 6 – Evaluatie
De sessie wordt afgesloten met een gezamenlijke evaluatie. Hierbij reflecteert de groep kort op het proces en het verloop van de intervisie. De focus ligt op wat goed werkte, wat er verbeterd kan worden en welke inzichten iedereen heeft opgedaan. Deze evaluatie helpt om toekomstige intervisies effectiever te maken.
- Facilitator leidt de evaluatie en zorgt dat deze kort, constructief en opbouwend verloopt.
- Inbrenger geeft aan hoe hij of zij het proces heeft ervaren en wat de belangrijkste leerpunten zijn.
- Deelnemers benoemen wat ze zelf hebben geleerd en welke suggesties ze hebben voor verbetering van het proces.