Situatie
Een teamleider uit een zorgorganisatie worstelt met een team dat al maanden onrustig functioneert. Collega’s vallen uit, er zijn twee uitgesproken subgroepen die elkaar moeilijk verstaan en nieuwe medewerkers verlaten het team sneller dan verwacht. De teamleider heeft het gevoel dat dezelfde patronen zich blijven herhalen, maar kan niet benoemen waar het precies vandaan komt.
Fase 1: Focus bepalen
In het gesprek vooraf helpt de organisatieopsteller de teamleider om de kern van het vraagstuk helder te formuleren. De teamleider vertelt over de spanningen, de duale groepsvorming, het hoge verloop en de voortdurende druk die ze ervaart om het team bij elkaar te houden.
De organisatieopsteller luistert niet alleen naar wat er gezegd wordt, maar vooral naar welke elementen telkens terugkeren in het verhaal: opnieuw en opnieuw botsende subgroepen, verlies van medewerkers en een teamleider die probeert te bemiddelen maar uitgeput raakt.
Samen komen ze tot een heldere focus: "Welke systemische dynamiek maakt dat dit team geen stabiliteit vindt en waarom blijven dezelfde patronen zich herhalen?"
Stap 2: Exploratie van context, geschiedenis en onderstroom
Tijdens de exploratie brengt de teamleider belangrijke informatie naar voren:
- Het team heeft twee reorganisaties doorgemaakt in korte tijd.
- Bij de eerste reorganisatie viel de vorige teamleider abrupt weg door ziekte.
- Er is nooit afscheid genomen, noch een gesprek gevoerd over de impact van dat vertrek.
- Subteam A bestaat voornamelijk uit ervaren medewerkers die "de oude manier van werken" kennen.
- Subteam B bestaat vooral uit nieuwere medewerkers die een andere stijl en andere verwachtingen hebben.
- De werkdruk is al maanden extreem hoog, maar ongelijk verdeeld.
- De teamleider probeert al langer tussen beide groepen in te staan, maar raakt daardoor overbelast.
Voor de organisatieopsteller zijn dit belangrijke aanwijzingen. De niet-erkende gebeurtenis rond de vorige teamleider is mogelijk een systemische verstoring. Ook de ongelijkheid in werkbelasting, het verschil in historie tussen beide subteams en het gebrek aan gedeelde richting zijn elementen die uitnodigen tot onderzoek. Deze exploratie geeft geen oplossing, maar toont wél een rijke voedingsbodem waarop de opstelling verder bouwt.
Stap 3: Constellation design: Bewust kiezen welke elementen worden opgesteld
Op basis van de focus en de exploratie kiest de organisatieopsteller zes elementen die het patroon zichtbaar kunnen maken:
- De huidige teamleider
- Subteam A (de ervaren medewerkers)
- Subteam B (de nieuwere medewerkers)
- De vorige teamleider
- De missie van het team (kwaliteit van zorg en continuïteit)
- De werkdruk
De opsteller kiest deze selectie bewust: de elementen zijn concreet genoeg om herkenning te bieden en tegelijk abstract genoeg om niet in persoonlijke verhalen te blijven hangen. De vorige teamleider wordt toegevoegd omdat uit de exploratie bleek dat zijn vertrek destijds nauwelijks aandacht heeft gekregen: er was geen echt afscheid, het team heeft het verlies niet kunnen verwerken en de impact ervan is nooit uitgesproken. In systemisch werk kan zo’n onafgeronde overgang nog jarenlang spanning of loyaliteitsbewegingen veroorzaken, waardoor ze een betekenisvolle plek verdient in de opstelling.
Stap 4: Startopstelling: De organisatieopsteller plaatst de representanten en het eerste beeld ontstaat
Tijdens de startopstelling plaatst de organisatieopsteller de representanten intuïtief in de ruimte. De teamleider observeert. Het eerste beeld dat ontstaat, is veelzeggend:
- De huidige teamleider staat tussen Subteam A en Subteam B in, alsof ze de afstand probeert te overbruggen.
- De vorige teamleider staat bijna buiten het veld, afgekeerd en nauwelijks zichtbaar.
- De missie staat aan de rand van het geheel, alsof de dagelijkse hectiek het zicht erop wegneemt.
- De werkdruk staat dichtbij Subteam A, ver verwijderd van Subteam B.
Wanneer de representanten vertellen wat ze waarnemen, wordt duidelijk dat:
- Subteam A een zware last voelt en "het meeste draagt".
- Subteam B onzekerheid en afstand ervaart, alsof ze geen echte plek hebben.
- De teamleider spanning voelt en veel verantwoordelijkheid vasthoudt.
- De missie nauwelijks "gevoeld wordt" als richtinggevend element.
De startopstelling toont een systeem dat uit evenwicht is: ongelijke belasting, een onverwerkt verleden en een leidinggevende die een last draagt die niet van haar alleen is.
Stap 5: Interventies: De organisatieopsteller doet enkele kleine, precieze interventies
1. De vorige teamleider wordt in het veld gebracht
Zodra de representant van de vorige teamleider op een zichtbare plek komt te staan, verandert de sfeer meteen. Beide subteams voelen meer rust. Het organisatiesysteem reageert vaak opgelucht wanneer iets dat lange tijd "uit beeld" was, opnieuw gezien en erkend wordt.
2. De missie wordt centraal geplaatst
Zodra de missie in het midden staat, richten Subteam A en B zich voor het eerst in dezelfde richting. Er ontstaat een gedeeld oriëntatiepunt in plaats van strijd tussen twee groepen.
3. De teamleider stapt uit haar bemiddelende positie
Op voorstel van de opsteller verplaatst de teamleider zich naar een plek achter het team, als steunende kracht. De spanning zakt zichtbaar. Ze hoeft de kloof niet langer te dragen.
4. De werkdruk wordt tussen de teams geplaatst
Dit maakt meteen duidelijk dat Subteam A structureel meer werk draagt. Zowel opluchting als erkenning ontstaat. Het systeem hoeft het niet langer te compenseren door informele patronen.
Elke interventie wordt gedaan om te onderzoeken waar het systeem ontspant, waar het "klopt" en waar beweging mogelijk wordt. De organisatieopsteller forceert niets, het veld geeft richting.
Stap 6: Integratie en closure: De nieuwe inzichten verankeren en het systeem afronden
Na de interventies is het beeld helderder:
- Het vertrek van de vorige teamleider moet alsnog aandacht krijgen.
- Subteam A draagt te veel, subteam B heeft te weinig houvast.
- De teamleider hoeft niet langer te bemiddelen, maar mag leidinggeven vanuit positie in plaats van vanuit spanning.
- De missie moet opnieuw verbonden worden met het dagelijkse werk.
De organisatieopstelling wordt zorgvuldig afgerond zodat representanten niet met resterende spanning achterblijven. De teamleider benoemt welke stappen ze mee terugneemt naar het team:
- Een ritueel of moment van erkenning voor de vorige teamleider
- Een herverdeling van werkdruk
- Een teamgesprek over rollen en verwachtingen
- De missie opnieuw actief betrekken bij besluitvorming en overleg
De opstelling geeft geen kant-en-klaar plan, maar een systemische richting. Het team krijgt opnieuw perspectief op stabiliteit en samenwerking.