1

Oplossingsgerichte intervisie methoden

Jo Vervaet
Oplossingsgerichte intervisie methoden zijn een goede keuze wanneer je met een groep snel van een leervraag naar concrete, bruikbare oplossingen en acties wil gaan. Deze methoden combineren een duidelijke structuur met een focus op resultaat, waardoor deelnemers niet blijven hangen in probleemverhalen, maar doelgericht toewerken naar haalbare oplossingen. In deze blog vind je vijf intervisie methoden die in uiteenlopende organisaties hun waarde hebben bewezen.

Een waaier aan intervisie methoden

Deze blog maakt deel uit van een reeks over intervisie methoden. In de overzichtsblog Een overzicht van 15 intervisie methoden vind je een korte beschrijving van alle werkvormen. Omdat elke methode meer diepgang en praktische tips verdient, hebben we de intervisie werkvormen verdeeld over drie aparte verdiepende blogs:

In deze blog beschrijven we vijf oplossingsgerichte intervisie methoden. Je krijgt per methode een uitgebreide omschrijving en een concreet stappenplan zodat je er direct mee aan de slag kan in je eigen intervisies.

1. Incidentmethode

Wat is het?

De incidentmethode is een gestructureerde intervisievorm die speciaal is ontworpen voor het bespreken van recente, concrete voorvallen (incidenten) die onmiddellijke aandacht vragen. Bijvoorbeeld een klacht van een klant die is geëscaleerd, een lastige interactie tussen collega’s of een fout met directe impact op het resultaat.  Het belangrijkste kenmerk van deze intervisie methode is dat je eerst de situatie volledig in kaart brengt vooraleer er adviezen of oplossingen gedeeld worden. Dit voorkomt dat er gewerkt wordt op basis van aannames of halve informatie. Doordat de groep gedisciplineerd vragen stelt en samen analyseert, worden de onderliggende oorzaken zichtbaar. De adviezen die hieruit volgen, zijn daardoor relevanter, haalbaarder en direct toepasbaar. Deze intervisie methodiek werkt bijzonder goed in omgevingen waar snel handelen noodzakelijk is en waar herhaling van het probleem voorkomen moet worden.

Stappenplan

1. Introductie van de methode (2 min.)

  • Leg ook uit dat de eerste fase alleen verduidelijkende vragen bevat, geen adviezen.

2. Intervisievraag inbrengen (max. 5 min.)

  • Inbrenger beschrijft wat er gebeurde, wanneer, waar, wie erbij betrokken waren, de directe gevolgen en stelt de kernvraag.

3. Verhelderende vragen (10–15 min.)

  • Deelnemers stellen alleen vragen om een volledig beeld te krijgen van de situatie en de leervraag.  Er wordt alleen feitelijke informatie gevraagd door het stellen van informatieve vragen.  Deelnemers mogen doorvragen maar interpreteren, oordelen of suggereren niet.
  • Voorbeeldvragen:
    • "Wat gebeurde er vlak vóór het incident?"
    • "Welke rol had jij zelf op dat moment?"
    • "Welke afspraken waren er vooraf?"
    • "Wat was de reactie van de andere betrokkenen?"
    • "Welke gevolgen zag je direct na het incident?"

4. Analysefase (10 min.)

  • De groep benoemt mogelijke oorzaken en factoren.  De deelnemers geven hun analyse over de situatie, de omgevingsfactoren en het handelen van de inbrenger.

5. Oplossingsfase (10 min.)

  • Nu het probleem duidelijk is, benoemt iedereen om beurt een suggestie of oplossing, zonder discussie. De suggesties worden zo concreet mogelijk beschreven in de ik-vorm.  De deelnemers verplaatsen zich dus alsof zij in die situatie zouden zitten.

6. Afronding (5 min.)

  • De inbrenger kiest 1 tot 3 acties uit de suggesties en benoemt die aan de groep.

7. Evaluatie (5 min.)

  • De deelnemers vertellen wat deze intervisieronde hen heeft opgeleverd.

2. Vijfstappenmethode

Wat is het?

De vijfstappenmethode is een veelzijdige en gestructureerde intervisievorm waarbij het proces in vijf duidelijke fasen verloopt: inbreng, vragen, analyse, oplossingen en afronding. Deze methode voorkomt dat deelnemers fases overslaan of dat fases door elkaar lopen, waardoor de focus en efficiëntie behouden blijven.  Er wordt in alle rust gewerkt door om beurten deelnemers aan het woord te laten en de casusinbrenger te laten reageren.  Door de afwisseling van dynamiek en stilte werkt de methode ook reflectief.  En door de vaste structuur en volgorde blijft de vaart erin.

Stappenplan

1. Leervraag inbrengen (5 min.)

  • Inbrenger schetst kort de situatie en formuleert een duidelijke intervisievraag.

2. Vragen stellen (30 min.)

  • De deelnemers schrijven in stilte open vragen op een flip-over of op post-its aan de muur.  Wanneer alle vragen genoteerd zijn, loopt de inbrenger langs de verschillende vragen en beantwoordt (deels of volledig) de vragen die hem/haar triggeren. Deelnemers kunnen verder doorvragen.

3. Analysefase (5 min.)

  • De deelnemers onderzoeken oorzaken en patronen en formuleren wat volgens hen de kern van het probleem vormt, vanuit hun perspectief.

4. Oplossingen formuleren (10 min.)

  • Alle ideeën benoemen zonder discussie.  Elke deelnemer formuleert minstens 1 advies aan de casusinbrenger. 

5. Afronding (5 min.)

  • Inbrenger kiest welke adviezen hem of haar aanspreken en formuleert daaruit acties.

3. Balintmethode

Wat is het?

De Balint-methode is oorspronkelijk ontwikkeld door de Hongaarse psychiater Michael Balint om artsen te helpen een betere relatie op te bouwen met hun patiënten. In intervisiecontext helpt deze methode deelnemers om dieper te kijken naar de interactie en de emotionele lading in een casus. Centraal staat het verkennen van de relatie tussen de inbrenger en de andere betrokkene in de situatie.  De methode is bijzonder geschikt voor situaties waarin er veel emotionele betrokkenheid is of waarin de relatie tussen personen complex en beladen is.

Stappenplan

1. Casussen verzamelen (5 min.)

Aan het begin van de sessie wordt geïnventariseerd wie een praktijkgeval wil inbrengen en welke intervisievraag daarbij hoort. Bij de Balint-methode gaat het meestal om een situatie waarin de relatie tussen personen centraal staat en waar sprake is van emotionele betrokkenheid of spanning. Dat kan gaan over een collega, coachee, medewerker, trainee of andere betrokkene, maar niet over een puur technisch of feitelijk probleem.  Bijvoorbeeld over een onderlinge samenwerking, vertrouwenskwesties, conflicten of communicatiepatronen.

2. Leervraag kiezen (5 min.)

De groep besluit met welke situatie gewerkt wordt. Daarbij wordt gekeken of de casus voldoende diepgang heeft op het vlak van relaties en emoties. De keuze kan gemaakt worden via stemming, op basis van urgentie of door af te spreken wie aan de beurt is. Een puur feitelijke of technische vraag wordt niet gekozen.

3. Vraag verduidelijken (10 min.)

De inbrenger licht de situatie toe, inclusief de gevoelens die het oproept en de relatie tot de ander in het verhaal. De deelnemers luisteren aandachtig en letten zowel op de inhoud als op de emotionele lading en mogelijke onderliggende drijfveren (onderstroom).

4. Eerste associaties (5 min.)

Iedere deelnemer noteert kort welke beelden, gedachten of gevoelens de case bij hem of haar oproept. Hierbij gaat het vooral om eerste indrukken over de relatie en emotionele dynamiek, nog voordat er een verdiepende analyse plaatsvindt.  Deze associaties worden eerst individueel genoteerd en nog niet gedeeld zodat persoonlijke aannames herkend kunnen worden en daarna met een open blik naar het verhaal bekeken kan worden.

5. Verdere informatie ophalen (10 min.)

De groepsleden stellen gerichte vragen om meer context en inzicht te krijgen, passend bij de oorspronkelijke vraag van de inbrenger. Vragen gaan vooral over hoe de relatie werd ervaren, welke emoties zichtbaar waren bij beide partijen en hoe interacties verliepen.

6. Beeldvorming delen (15 min.)

De deelnemers schetsen hun interpretatie van de relatie en de onderliggende emoties in de situatie, bijvoorbeeld met metaforen, beelden of vergelijkingen. De inbrenger reageert en geeft aan welke beelden hem of haar nieuwe inzichten bieden.

7. Terugkoppeling over groepsgedrag (10 min.)

De groep benoemt welk gedrag van de inbrenger tijdens de intervisie herkenbaar is uit de casus, vooral in hoe hij of zij relaties aangaat en emoties uit of juist onderdrukt. Er wordt constructieve, concrete feedback gegeven, steeds met afstemming of het herkenbaar is voor de inbrenger.

8. Ervaringen uitwisselen (10 min.)

Groepsleden delen vergelijkbare relationele en emotioneel beladen situaties uit hun eigen praktijk: wat werkte goed en wat niet? Ook minder geslaagde ervaringen worden gedeeld om gezamenlijk te leren.  De groep kan daarbij ook samen zoeken naar mogelijke alternatieven.

9. Reflectie door de inbrenger (5 min.)

De inbrenger benoemt welke inzichten hij of zij meeneemt en welke acties daaruit voortkomen.

10. Reflectie door de groep (5 min.)

Ook de overige deelnemers geven aan wat zij geleerd hebben van het werken met deze casus en de vragen of invalshoeken van anderen.

4. Vijfvragenmethode

Wat is het?

De vijfvragenmethode is een eenvoudige maar krachtige intervisie methode die altijd dezelfde vijf vaste vragen stelt. Deze vaste structuur zorgt voor focus, voorkomt uitweidingen en maakt het proces herkenbaar en herhaalbaar. De methode helpt deelnemers om sneller tot inzichten te komen en hun leerpunten concreet te maken, zonder te verzanden in details.

Stappenplan

1. Introductie (2 min.)

Leg kort uit wat het doel van de methode is en benoem dat steeds dezelfde vijf vragen worden doorlopen.

2. Casus inbrengen (5 min.)

Casusinbrenger schetst kort de situatie, het dilemma en de leervraag.

3. Vragenronde (15–20 min.)

De facilitator stelt de vragen één voor één in vaste volgorde.  De inbrenger antwoordt direct na elke vraag.

  1. Wat wilde je bereiken en hoe?
  2. Is dat gelukt?
  3. Hoe weet je dat zeker?
  4. Hoe verklaar je dat?
  5. Wat neem je mee voor de volgende keer?

4. Reflectie (5–10 min.)

Na de vijfde vraag benoemt de inbrenger zijn belangrijkste inzichten.
De groep kan aanvullend suggesties doen of observaties delen.

5. Afronding (2 min.)

De inbrenger formuleert concrete acties of leerpunten.

5. O.A.S.E.-methode

Wat is het?

De OASE-methode is een oplossingsgerichte intervisietechniek die in korte tijd tot waardering, nieuwe ideeën en concrete acties leidt. De naam staat voor de vier kernfasen: Oriëntatie, Appreciatie, Suggestie en Effect. Het is een gestructureerd en toegankelijk proces en ook geschikt voor deelnemers die weinig ervaring hebben met intervisie. Alle soorten thema’s zijn welkom, zowel professioneel als persoonlijk.

Stappenplan

1. Oriëntatie (20 min.)

De casusinbrenger beschrijft de situatie, de kernvraag en welke inspanningen al zijn geleverd. De deelnemers stellen vragen zodat de context voor iedereen duidelijk is.

2. Appreciatie (5 min.)

Deelnemers benoemen wat zij waarderen in de aanpak of inspanningen van de casusinbrenger. De focus ligt op wat al goed gaat en op sterke punten.

3. Suggesties (15 min.)

Deelnemers krijgen enkele minuten om in stilte suggesties te noteren. Daarna deelt iedereen zijn of haar ideeën, zonder discussie of oordeel. De casusinbrenger noteert wat bruikbaar is.

4. Effect (10 min.)

De casusinbrenger bedankt de groep voor de uitgesproken waardering en voor de suggesties en vertelt de groep wat hem/haar het meest is opgevallen.  Daaruit distilleert hij/zij drie acties en deelt die met de groep. 

5. Nabespreking (5 min.)

De groep bespreekt wat deze intervisie voor ieder persoonlijk of professioneel heeft opgeleverd en hoe men de methodiek ervoer.

Varieer in je intervisie werkvormen

Met deze vijf oplossingsgerichte intervisie methoden heb je direct toepasbare formats in handen om van vraagstuk naar resultaat te gaan. Kies de intervisie methode die past bij je doel, context en beschikbare tijd en wissel af om je intervisies levendig en effectief te houden.

Wil je deze intervisie methoden leren begeleiden?

Schrijf je in voor de Opleiding Intervisiecoach