Als je niet langer volledig wil opgaan in je gedachten en gevoelens en het lijden en de onrust die ermee gepaard gaan, is het nodig om ze eerst te leren opmerken zonder er meteen in mee te gaan, zoals vaak gebeurt binnen mindfulness.
Wanneer je gedachten en gevoelens begint te observeren, verschuift er iets subtiels maar belangrijks. Je merkt dat je niet langer volledig samenvalt met wat je denkt of voelt, maar dat je ernaar kijkt. Dat kleine verschil maakt veel uit. Het toont dat er in jou een plek bestaat — je zou die de observator kunnen noemen — die niet meegesleurd wordt door spanning, twijfel of angst, maar rustig waarneemt wat er gebeurt.
Je bent dus de observator van je gedachten en gevoelens, niet hun gevangene. In dat besef ontstaat ruimte en in die ruimte begint rust.
Observeren kan met lichtheid gebeuren, zelfs met een vleugje humor. Wanneer een oude gedachte opduikt, kan je zacht glimlachen en denken: "Ah, daar is die weer." Als een vertrouwde wolk die voorbijdrijft. Hetzelfde geldt voor gevoelens: "Hallo angst, je bent ook weer van de partij zie ik" Je aanvaardt wat er komt, je kijkt ernaar zonder oordeel, zonder analyse en zonder de drang om meteen iets te veranderen. Je duwt niets weg, want weerstand maakt gedachten en gevoelens net sterker. Door te laten zijn wat er is, door mee te bewegen in plaats van te vechten en je er niet mee te identificeren, ontstaat vanzelf meer ruimte en lichtheid.
Jan Geurtz, Nederlandse schrijver en spiritueel leraar, verwoordt het observeren van gedachten en gevoelens en het telkens opnieuw aanvaarden van het huidige moment op een eenvoudige manier. In zijn boeken en retreats zegt hij vaak: “Geeft niks, mag best.” Een zinnetje dat je tegen jezelf oneindig kan herhalen.
Observeren, bewust zijn, aanwezig zijn — woorden als presence, awareness of consciousness, en zelfs wat sommige tradities (begin van) awakening noemen — verwijzen allemaal naar dezelfde beweging: wakker en aandachtig aanwezig zijn bij wat er is, vanbinnen en vanbuiten, zonder extra stress toe te voegen, zonder erin meegezogen te worden.
Het betekent dat je niet langer meegaat in elke gedachte of elk gevoel dat opkomt. Alsof je een kleine stap achteruit zet en kijkt naar wat er binnenin beweegt. Je bent niet verloren in de ervaring, je neemt waar, met mildheid en soms zelfs met humor.
Want zolang je volledig in je gedachten zit, zie je niet dat het gedachten zijn. En zolang je volledig in een emotie zit, voelt het alsof jij die emotie bént. Aanwezig zijn opent een kleine ruimte: tussen jou en je gedachten, tussen jou en je gevoelens, tussen wat er gebeurt en hoe jij reageert. In die ruimte ontstaat rust, ben je aanwezig en bewust.
Aanwezigheid is geen techniek en geen prestatie. Het is eerder een mild weten:
"Er is een gedachte, maar ik bén die gedachte niet." "Er is angst voelbaar, maar ik bén die angst niet."
In het begin is dit subtiel. Soms is er een paar seconden aanwezigheid en daarna neemt je hoofd het weer over. Dat is helemaal oké. Elke keer dat je merkt wat er gebeurt — dat je aanwezig was en weer verdween in gedachten — groeit de 'presence'. En hoe vaker je oefent, hoe sneller je de beweging herkent van opgaan in je hoofd naar opnieuw aanwezig zijn. Als je merkt dat je weer een hele tijd in je hoofd zat, aanvaard je ook dat, beoordeel je dit niet maar keer je gewoon terug naar die rustige plek van aanwezig zijn. Tot je uiteindelijk het merendeel van de dag bewust aanwezig bent.
Hoe vaker je zo aanwezig bent, hoe meer innerlijke ruimte er ontstaat. En precies in die ruimte wordt het stil in je hoofd.